Ik ben het met Van Twist eens dat uit het huidige beleid van het Scheepvaartmuseum weinig bewondering voor de collectie blijkt. Een bezoek bestaat grotendeels uit een donkere, slecht verlichte helletocht met gillende kinderen om je heen. Een lichte, open opstelling zoals in het Rijksmuseum zou volgens mij de tentoongestelde objecten veel meer recht doen. Een mooi voorbeeld is het model van de William Rex dat daar vrij in de ruimte op een simpele brede sokkel staat te stralen. (Zie de foto's hieronder met eerst de William Rex in het Rijksmuseum en vervolgens de rommelige, slecht verlichte opstelling in het Scheepvaartmuseum)
Daarnaast zou een samenwerking met het Amsterdam Museum een heel logische stap zijn. Het Marineterrein als nieuwe (extra) locatie ligt dan voor de hand.
Hieronder het opiniestuk van Van Twist en een interview met onder andere Kiers uit NRC waarin ze reageert op het voorstel van Van Twist.
Creëer Museumkwartier aan het IJ waar het begon
OPINIE - Volkskrant 23-12-2015
Museum Amsterdam en Scheepvaartmuseum samen aan het IJ bieden een mooie kans het dna van Amsterdam te beleven.
Door: Kees Van Twist, oud-directeur Groninger Museum, bestuurder Ned. Museum Vereniging
Met de benoeming van Judikje Kiers als de nieuwe directeur van het Amsterdam Museum zijn twee felicitaties op hun plaats. Allereerst een felicitatie aan het adres van Judikje Kiers zelf. Haar wordt een bijzondere uitdaging geboden te gaan werken aan het vinden van een nieuwe locatie voor het Amsterdam Museum. Het kruip-door-sluip-doormuseum ingeklemd tussen Kalverstraat en Nieuwezijds Voorburgwal is toe aan een betere locatie. Niet voor niets zijn de schuttersstukken tijdelijk ondergebracht bij de Hermitage aan de Amstel.
Het mooiste is natuurlijk om dat dan op een plek te tonen waar de geschiedenis van Amsterdam als zeevarende natie ook werkelijk begon
De gemeente Amsterdam mag zichzelf feliciteren. Met de benoeming van Judikje Kiers heeft zij een directeur gevonden die echt een museumvrouw is, die houdt van musea, kennis heeft van museumcollecties en van de geschiedenis van Amsterdam. De benoeming en de opdracht die haar zijn gegeven, bieden een uitgelezen kans om het complete verhaal van de Gouden Eeuw en de ontwikkeling van Amsterdam vorm te geven in een nieuwe omgeving.
Vorige week kondigde de directeur van het Scheepvaartmuseum haar vertrek aan. Na een grootscheepse verbouwing en een aanvankelijk succes zal na een teruggang in de bezoekersaantallen een gedegen heroriëntatie op de invulling van dit museum aan de orde moeten zijn. Een heroriëntatie die naar ik hoop meer recht zal doen aan de collectie van het Scheepvaartmuseum en aan de betekenis van de haven en de zeevaart voor de ontwikkeling van de stad Amsterdam.
Dat pleit er voor om de ontwikkeling van beide musea in samenhang te bezien. We kennen inmiddels het kunstkwartier rond het Museumplein met het Stedelijk Museum, het Van Gogh en het Rijksmuseum, en er wordt gewerkt aan de versterking en samenwerking van de instellingen binnen het Joods Cultureel Kwartier, met het Joods Historisch Museum, de Portugees-Israelische Synagoge en het indrukwekkende monument van de Hollandsche Schouwburg.
Verrijking van cultureel aanbod
Wat zou het een verrijking van het culturele aanbod in Amsterdam kunnen zijn wanneer ook het verhaal van de ontwikkeling van de stad Amsterdam, met de daarbij zo belangrijke betekenis van de haven en de zeevaart, als een geheel getoond zou gaan worden. Met bijzondere aandacht voor de Gouden Eeuw.
Het mooiste is natuurlijk om dat dan op een plek te tonen waar de geschiedenis van Amsterdam als zeevarende natie ook werkelijk begon, namelijk aan het IJ. In of naast het gebouw waar ooit de zeelieden en de kooplieden van Amsterdam vertrokken, vanuit 's lands zeemagazijn, in 1656 gebouwd door Daniel Stalpaert. Op diezelfde plek was jarenlang het Marine-etablissement gevestigd, maar dat is inmiddels verdwenen en er wordt nu nagedacht over een herbestemming van deze locatie met meer en minder historische panden.
Het ontwikkelen van een Museumkwartier aan het IJ zou bovendien aan de behoefte tegemoet gekomen om de nog steeds toenemende toeristenstroom naar Amsterdam beter te verdelen over de verschillende buurten. Samenhang en de directe nabijheid, en mischien wel samenvoeging van het Museum Amsterdam en het Scheepvaartmuseum op een logische en aantrekkelijke plek voor toeristen, bieden een mooie kans het dna van Amsterdam op een bijzondere manier te beleven.
Feestlocatie
Ook biedt het de mogelijkheid voor het Scheepvaartmuseum om zijn imago als feestlocatie bij te stellen, en zich als het centrum te tonen waar de rol van Amsterdam in de wereld wordt bestudeerd en gepresenteerd en waar ook het bedrijfsleven in Amsterdam zich graag toont aan de wereld, staande in de traditie en geschiedenis waar het ooit als zeevarende natie groot door is geworden. En wellicht, wellicht kan dan ook het dak eraf, het glazen plafond van het huidige Scheepvaartmuseum, zodat de elementen wind, zon en regen weer vrij spel kunnen krijgen.
Onder de voortvarende leiding van de nieuwe directeur van het Amsterdam Museum, die bewezen heeft met haar museum Ons' Lieve Heer op Solder dat ze zowel van musea als van Amsterdam houdt, kan een Museumkwartier aan het IJ, een nieuw 'museum van de Gouden Eeuw', waarin het Scheepvaartmuseum en het Amsterdam Museum sterk met elkaar zijn verbonden, een mooie en succesvolle toevoeging zijn aan het museale aanbod in de stad.
---------------------------------------------------------------------------------------
NRC 14-1-2016 Door: Claudia Kammer
Interview Paul Spies en Judikje Kiers Paul Spies, directeur van het Amsterdam Museum, gaat zes stadsmusea in Berlijn leiden. Zijn opvolgster in Amsterdam krijgt ook een pittige klus: een nieuwe locatie zoeken voor het museum.
Hoe kan het dat de directeur van het Amsterdam Museum naar Duitsland wordt gehaald om daar leiding te gaan geven aan vijf Berlijnse stadsmusea en een zesde dat nog gebouwd moet worden? Paul Spies was zelf ook „best even verrast” toen hij het telefoontje kreeg waarmee hem werd gevraagd op deze baan te solliciteren. Maar hij wil ook niet al te bescheiden zijn. Hij weet wel waarom ze juist hém wilden hebben. „Dat komt door onze tentoonstelling Amsterdam DNA, waar bezoekers in drie kwartier kunnen zien wat de succesfactoren van deze stad zijn.”
Toen Spies zeven jaar geleden aantrad bij het museum zei hij meteen dat er „IKEA-shortcuts” in de looproute moesten komen. Hij had er al eerder als freelancer tentoonstellingen ingericht en daarbij was hem één ding duidelijk geworden: „Toeristen die naar Amsterdam komen, willen in korte tijd een heleboel dingen doen, die hebben geen zin om urenlang door een museum te lopen en alle tekstbordjes te lezen.”
Spies liet een snelle route ontwikkelen waarbij vier thema’s, het ‘DNA’ van Amsterdam, de rode draad vormen: ondernemerschap, vrijdenken, creativiteit en burgerschap. De bezoekcijfers, die altijd onder de 200.000 lagen, gingen omhoog. Afgelopen jaar kwamen er 222.000 bezoekers. Daarnaast gingen 205.000 mensen kijken naar de groepsportretten uit de Gouden Eeuw die het Amsterdam Museum tot 2017 tentoonstelt in de Hermitage.
En daarom willen ze hem nu in Berlijn. Een van zijn belangrijkste opdrachten wordt daar het inrichten van 4.500 meter tentoonstellingsruimte in het Humboldt Forum, een prestigieus herbouwproject van het in 1950 gesloopte Berliner Stadtschloss. In het nieuwe complex worden zes instellingen gevestigd, waaronder vier musea. Over vier jaar moet het heropenen; Spies heeft een half jaar de tijd om een plan te ontwikkelen voor ‘zijn’ verdieping.
Eén-op-één de formule uit Amsterdam kopiëren is hij niet van plan. „Ik wil die ruimte gebruiken om de rol van Berlijn in de wereldgeschiedenis te laten zien. Het Humboldt Forum wordt niet voor niets genoemd naar de ontdekkingsreiziger Alexander von Humboldt. Onze verdieping kan de brug vormen tussen de tentoonstelling op de begane grond, over de geschiedenis van het stadspaleis, en de twee volkenkundige musea op de bovenverdiepingen. De brug tussen Berlijn en de wereld, zogezegd.”
Hij denkt dat Neil McGregor, de directeur van het British Museum die net naar Berlijn is gehaald om de samenwerking binnen het Humboldt Forum in goede banen te leiden, blij zal zijn met zijn aanbod. „Elke van de betrokken instituten heeft nu zijn eigen plan voor de inrichting. Hij is aangesteld als intendant om daar meer samenhang in te brengen.”
In Duitsland moet Spies meer rekening houden met de wensen van de politiek dan in Nederland. Het telefoontje dat hem naar Berlijn haalde, kwam van de staatssecretaris van cultuur van de deelstaat Berlijn, Tim Renner. Die zit ook in de raad van toezicht. „Ik maak daar wel eens opmerkingen over, zo van: Tim, in Nederland kan dat helemaal niet. Wij hebben cultural governance. Jullie moeten daar nog wel een keer over nadenken. Aan de andere kant: het grote voordeel is dat politici in Duitsland alleen maar méér geld aan cultuur willen besteden. Ik heb twee weken na mijn benoeming 65 miljoen euro gekregen om het Märkisches Museum te verbouwen.”
Verwaarloosd stadsmuseum
Dat is Spies’ andere grote klus in Berlijn: de verbouwing van dit verwaarloosde Berlijnse stadsmuseum en het daarbij horende Marinehaus. Hij keert zich naar Judikje Kiers, de directeur van Museum Ons’ Lieve Heer op Solder en het Bijbels Museum, zijn opvolgster in Amsterdam. Ze is tijdens het gesprek binnengekomen in zijn werkkamer en aangeschoven aan tafel. Dat was de afspraak, want dan kon Spies eerst vertellen over Berlijn. „Hoeveel heeft jouw verbouwing gekost?”, vraagt Spies aan haar.
In september heropende Ons’ Lieve Heer op Solder, een zeventiende-eeuws woonhuis met op zolder een katholieke schuilkerk, na een verbouwing van zes jaar. „Dat kostte 11 miljoen euro”, zegt Kiers.
„Ja, die 65 miljoen euro die ik krijg in Berlijn is niet mis”, zegt Spies. „Maar dat Marinehaus kun je beter Ruïnehaus noemen. Daar moet echt heel wat aan vertimmerd worden. En het Märkisches Museum is heel erg verouderd, dat heeft geeneens een klimaatinstallatie.”
Wat hij in elk geval snel wil veranderen is de naam van het Märkisches Museum. „Ik heb bij mijn sollicitatiegesprek gezegd: welke toerist weet nou dat dit het historisch museum van Berlijn is?” Hoe het dan wel moet heten, weet hij nog niet. ‘Historisch’ is ook geen woord waarmee je toeristen trekt, vindt hij.
In Amsterdam doopte hij het Amsterdams Historisch Museum per 2011 om in Amsterdam Museum. „Maar dat blijkt toch ook weer een nadeel te hebben”, weet hij nu. „Het museum wordt zelfs door Nederlanders het ‘emsterdem mjoesiejum’ genoemd. Het heeft het imago van een toeristenmuseum. Nederlandse bezoekers weten ons niet genoeg te vinden. Dat heeft ook met de ligging te maken, verborgen tussen de Nieuwezijds Voorburgwal en de Kalverstraat. De verdubbeling van ons bezoekersaantal door de tentoonstelling in de Hermitage bewijst dat de locatie echt uitmaakt. Die groepsportretten hadden we ook al hier laten zien. Maar toen kwamen er veel minder bezoekers. Het had hier gewoon geen smoel, het gebouw is te krap.”
De Amsterdamse Kunstraad deed eind 2014 de aanbeveling aan de gemeente om het museum te verhuizen naar een gebouw waar de collectie beter tot haar recht komt. De wethouder cultuur, Kajsa Ollongren, heeft het advies overgenomen. Judikje Kiers begint haar directeurschap dus ook met een flinke klus.
Spies en zijn staf hebben samen twee scenario’s voor de verhuizing bedacht. In het ene krijgt het museum één nieuw gebouw met drie ingangen, voor elke doelgroep één: de toeristen, de museumkaarthouders en de Amsterdammer met ‘museumvrees’. „Dan kun je voor elke doelgroep presentaties op maat inrichten”, zegt Spies.
In het tweede scenario blijft DNA, de toeristentrekpleister, in het Burgerweeshuis zitten, en wordt voor de rest van de collectie een nieuw gebouw gezocht. Daarnaast moet het museum zoveel mogelijk ‘de wijk in’, om de Amsterdammers te bereiken die zelf niet naar het museum gaan. Het museum experimenteert daar nu al mee door af en toe tentoonstellingen in te richten in culturele centra in de wijken. „Ik heb al veel gebouwen aangeboden gekregen, zoals het gebouw waar eerst Energetica, het museum voor techniek en energie, in zat”, zegt Kiers. „Maar het lijkt me de verkeerde volgorde om eerst voor een gebouw te kiezen en dan te bedenken wat we daarin gaan doen.”
Scheepvaartmuseum
Wat vindt Kiers van het voorstel van Kees van Twist, de oud-directeur van het Groninger Museum? Hij stelt voor om een nieuwe Museumkwartier te ontwikkelen op het marineterrein aan de Kattenburgerstraat. Het Amsterdam Museum zou daar in zijn visie moeten worden samengevoegd met het Scheepvaartmuseum. „Wat ik meteen heb gemerkt, is dat iedereen wel een idee heeft over de verhuizing”, zegt Kiers. „Ik ga er vanaf maart fris naar kijken. Eerst moeten we een programma van eisen schrijven. Er is ook nog geen budget, of een tijdpad. Helemaal niks, behalve een aantal denkrichtingen.”
Zelf ziet zij het stadsmuseum van de toekomst vooral als een „netwerk over de stad heen”. Daarom wil ze de huidige locatie niet opgeven als er een nieuw pand wordt gevonden. „Het Burgerweeshuis maakt deel uit van de parelketting van verhalen die wij door de stad rijgen.”
Bij die ‘parels’ hoort ook Museum Willet-Holthuysen, een zeventiende-eeuws grachtenpand waarin het Amsterdam Museum de geschiedenis laat zien van een verzamelaarsechtpaar dat er in de negentiende eeuw woonde. Een andere parel is het Cromhouthuis, waarin op de bovenverdieping het Bijbels Museum is gevestigd. In dit grachtenpand wordt op de lagere verdiepingen met collectiestukken van het Amsterdam Museum het verhaal verteld van de invloedrijke Amsterdamse familie Cromhout.
Opgeteld bestierden Spies en Kiers de afgelopen jaren samen vijf musea. „Sinds 2010 werken we intensief samen onder de naam Amsterdam Heritage Museums”, zegt Kiers. „Onder die paraplu dienen we ook één gezamenlijke subsidieaanvraag in bij de gemeente.” Zou het dan niet logisch zijn als zij directeur werd van alle vijf de musea tegelijk? Zij kent ze tenslotte als geen ander.
„Ik ga er niet over”, zegt Kiers. „Het is aan de besturen van de musea en de raad van toezicht van het Amsterdam Museum om daar een zorgvuldige afweging in te maken. Voor Ons’ Lieve Heer op Solder en het Bijbels Museum is het ook belangrijk de eigen identiteit te koesteren. Heb je daar een eigen directeur voor nodig of niet, dat is de vraag waar zij zich nu op moeten beraden.”
Foto William Rex: Kees Kaldenbach