Zoals beloofd zijn er op het Marineterrein kort geleden verschillende picknicktafels geplaatst.
De grote blauwe tafels en banken passen mooi in de omgeving. De komende week is het weer in ieder geval goed genoeg om er gebruik van te maken.
"Wie het huis van Arthur Spronken wil bezoeken moet een heuvel oprijden. Eenmaal boven aangekomen, midden in een sprookjesachtig landschap, lijkt men in een andere wereld te stappen. Een prachtige zelfgebouwde villa wordt omringd door enorme zuilen en beelden. Een kudde oude paarden scharrelt rustig rond. In deze verborgen wereld werkt en leeft een groot kunstenaar, die zich ook boer voelt.
Spronken borstelde als 7-jarig jongetje ieder weekeinde de paarden van een bevriende fokker. Als het regende schuilde hij onder de buiken van de kudde en hiervandaan zag hij de paarden zoals hij ze later zou maken. Enorme paardentorso's die niet rennen maar zweven; gespierde dieren die geen zwaartekracht voelen, ze zijn één brok spanning en kracht. In 1947 vertrekt Arthur naar België om te werken in een bakkerij. Elke woensdag fietst hij 70 km naar Paul Schmallbach. Deze familievriend exploiteert een steengroeve en combineert dat met beeldhouwen. Hier maakt Spronken zijn eerste beelden en Schmallbach laat hem een vrouwennaakt van Despiau zien. Dit naakt doet hem op slag beslissen: Arthur Spronken wordt beeldhouwer.
In 1954 rondt hij de Kunstnijverheidsschool af en schrijft zich in voor een beurs waarmee hij een jaar aan een kunstacademie in Italië mag studeren. Hij kiest voor Milaan. Op de Academia krijgt hij les van Marino Marini. Een Finse medestudente, Varpu, maakt Arthur de eerste dag wegwijs en de dag daarop vraagt hij haar ten huwelijk. Tijdens de opleiding trekt hij met haar door Italië. Kunstenaars als Donatello, Botticelli en Michelangelo stelen zijn hart, maar ook de Etruskische kunst inspireert hem. Wars van tijdsgeest en los van stromingen concentreert hij zich inmiddels al meer dan 50 jaar op de essentie van het beeld: vrouwen en paardentorso's in al hun kracht."
Second nature
West 8 approaches the production of nature in two different - but characteristically Dutch - ways. First, we take a classic civil engineering approach for creating landscape - a logic based on utility and necessity. Second, we are part of a landscape tradition that confers identity and, therefore, understand the need for creating symbols in the production of landscape. This method envisions a new nature, a 'second nature' of constructed landscapes that respond to pragmatic demands (water management, population growth, traffic congestion) and also reinforce the culture to which they belong (identity, symbols, expression).In a departure from the old demolish and install engineering methodology, or the current preserve and protect model, we are adding and expressing new natures. The real future in today's debate about sustainability lies not in a political or philosophical dialogue about what we are protecting or how we are going to 'sustain' it, but rather how to actively create new ecologies. Creating land and then painting it: in many ways, this is the soul of Dutch culture.