Het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam heeft de fractie van D66 nu toch duidelijk te kennen gegeven dat de ingeslagen weg van organische ontwikkeling grotendeels gevolgd moet blijven worden. Impliciet wordt ze ongeduld verweten.
Wat me wel zorgen baart is dat de claim die Neelie Kroes op het terrein legt onder de noemer "The Wharf" als toenemende druk wordt ervaren om sneller besluiten te nemen. Met StartupDelta heeft het terrein een mooie huurder en in de toekomst misschien een permanente bewoner, maar kan de gemeente niet vooral een eigen visie ontwikkelen en zich niet een kant laten opduwen door degene die het hardste schreeuwt?
Hieronder de beantwoording van de vragen van raadsleden Vink en Van Osselaer.
Wat me wel zorgen baart is dat de claim die Neelie Kroes op het terrein legt onder de noemer "The Wharf" als toenemende druk wordt ervaren om sneller besluiten te nemen. Met StartupDelta heeft het terrein een mooie huurder en in de toekomst misschien een permanente bewoner, maar kan de gemeente niet vooral een eigen visie ontwikkelen en zich niet een kant laten opduwen door degene die het hardste schreeuwt?
Hieronder de beantwoording van de vragen van raadsleden Vink en Van Osselaer.
Publicatiedatum 1 juli 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de raadsleden de heer B.L. Vink en de heer
J.P.D. van Osselaer van 18 maart 2015 inzake de gebiedsontwikkeling van het
Marineterrein op Kattenburg.
Aan de gemeenteraad
Inleiding door vragenstellers.
Het Ministerie van Defensie stoot het 14 hectare grote Marine Etablissement
Amsterdam (MEA) op het eiland Kattenburg af. De stad schonk eerder het terrein in
1655 aan de toenmalige Admiraliteit van Amsterdam, de voorloper van de
Nederlandse marine. Die bouwde hier grote oorlogsschepen om de vloot van de
Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) mee te beschermen. De laatste decennia
worden op het MEA onder meer aspirant-militairen gekeurd en geselecteerd voor een
baan bij Defensie. Ook vormde het jarenlang de uitvalsbasis bij grote
publieksevenementen zoals de huldiging van Nederlands elftal, justitiële acties en
de troonswisseling.
Met het vertrek van Defensie kan het historische marineterrein op Kattenburg een
nieuwe bestemming krijgen. Op 5 december 2013 is daarover een
bestuursovereenkomst getekend tussen gemeente en het rijk. In de eerste helft van
2016 zullen de vergaderingen in het kader van het Nederlands voorzitterschap van de
EU plaatsvinden op het Marineterrein Amsterdam. De herontwikkeling vindt gefaseerd
plaats: de transitiefase (15 jaar vanaf 2014) voeren de gemeente Amsterdam en het
Rijk gezamenlijk uit en in 2018 zal Defensie het terrein hebben verlaten. Daarna
ontstaat ruimte voor een gevarieerd programma van woningbouw, werk en ‘leisure’,
vermeldt de site van het Rijksvastgoedbedrijf. Vrijgekomen delen van het terrein
komen beschikbaar voor tijdelijke activiteiten. Het marineterrein wordt in dat kader
intussen ontwikkeld tot een ontmoetingsplek voor innovatieve bedrijven en
wetenschappers. Voormalig eurocommissaris Neelie Kroes opereert vanaf het
marineterrein als speciale ambassadeur voor start-ups ('Startup Delta')
De eerste onderdelen van Defensie verhuisden begin 2015 vanaf het historische deel
naar andere plekken op het Marine Etablissement Amsterdam (MEA). Daarmee is
openbare toegankelijkheid van het bijzondere terrein in hartje Amsterdam, dat ruim
350 jaar van de Koninklijke Marine was, weer een stap dichterbij. De vraag naar de
ruimtelijke mogelijkheden en ambities komt daarmee nu opnieuw op de agenda.
Enkele jaren geleden, middenin de crisis, werd er door de gemeente uitgegaan van
een geleidelijke groei van de ontwikkeling van het terrein, uitgaande van kleine
stappen. Intussen trekt de woningmarkt weer wat aan als gevolg van de lage rente en
blijft de vraag naar woningen in en om Amsterdam beduidend groter dan het aanbod.
Gelet op de flink hogere (woning)bouwambitie van het college van vijfduizend
woningen per jaar is een voorzichtige, stapsgewijze, organische aanpak voor dit
omvangrijke terrein niet langer de meest voor de hand liggende optie.
Gezien het vorenstaande hebben vragenstellers op 18 maart 2015, namens de fractie
van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Is het college het met de fractie van D66 eens dat de ontwikkeling kan worden
versneld als er nu stappen worden gezet om direct na vertrek van Defensie de
gebiedsontwikkeling ter hand te (laten) nemen?
Antwoord:
Voor het Marineterrein wordt de komende jaren ingezet op een tijdelijke inrichting.
Daarbij wordt zonder grote plannings- en financieringsrisico’s, stap voor stap,
karakter opgebouwd als onder meer innovatieve werkplaats. Uitwerken van
planologische kaders voor doorontwikkeling dienen, conform de
bestuursovereenkomst Ontwikkeling Marineterrein van 5 december 2013, in 2018
te worden opgeleverd en komende tijd te worden voorbereid. De druk neemt
echter toe, en kan leiden tot een andere dynamiek dan voorzien. Zie bijvoorbeeld
het neerzetten als “The Wharf” door startup ambassadeur Neelie Kroes.
Het college van burgemeester en wethouders is van mening dat de
“ontwikkelingspauze” die het gebruik van het marineterrein voor het Europees
voorzitterschap kan betekenen, tevens moet worden benut om programmatischruimtelijke
scenario’s te verkennen voor doorontwikkeling en mogelijk flexibel te
versnellen, afhankelijk van de dynamiek. Daarbij zijn de kennis en lessen in te
zetten die in 2015 verder opgebouwd worden in de kwaliteiten en
randvoorwaarden van Amsterdam als innovatieve kennisstad. Dit in relatie tot de
ontwikkelstrategie 'Ruimte voor de Stad.
2. Welke ruimtelijke/stedenbouwkundige scenario’s acht het college aantrekkelijk
voor het marineterrein? Met welke ruimtelijke visie wil het college de toekomstige
gebiedsontwikkeling van het Marineterrein vormgeven?
Antwoord:
In de bestuursovereenkomst Ontwikkeling Marineterrein zijn uitgangspunten voor
de ontwikkeling van het terrein bepaald in het gebiedsconcept en de
ontwikkelingsstrategie. De uitgangspunten voor het gebiedsconcept zijn: 1)
innovatieve werkplaats met internationale aantrekkingskracht, 2) vasthouden aan
marintieme historie/kracht, 3) het herstellen van het stedelijk weefsel en de
verbindingskracht en 4) het Marineterrein is een icoon in zichzelf. De
uitgangspunten voor de ontwikkelingsstrategie zijn: 1) een geleide, organische
ontwikkeling, 2) de eerste jaren op basis van een gebiedsconcept, in plaats van
een stedenbouwkundig plan en 3) de waardeontwikkeling ontstaat op langere
termijn vanuit het gebied als geheel. Voor het college van burgemeester en
wethouders zijn deze elementen uit de strategievisie leidend bij de verdere
ontwikkeling van het gebied en zal de organische ontwikkeling niet op voorhand
nader inperken door nu een specifieke voorkeur voor een stedenbouwkundig
scenario uit te spreken.
3. Is het college het met de fractie van D66 eens dat het terrein zich – gezien haar
ligging in het centrum van de stad – goed leent voor een combinatie van
hoogstedelijk wonen c.q. wonen in relatief hoge bebouwingsdichtheden (‘centrumstedelijk-
plus’), enkele innovatieve werkfuncties, en een openbaar stadspark met
behoud van de bestaande (buiten-)sportfaciliteiten? Aan welke woon- en
leefomgevingskwaliteiten denkt het college?
Antwoord:
Het college van burgemeester en wethouders acht de door de betreffende
raadsleden benoemde combinatie denkbaar als mogelijke uitkomst van het onder
1. geschetste proces voor de doorontwikkeling.
4. De fractie van D66 ziet ruimte voor een flink aantal relatief kleine woningen voor
middeninkomens op het terrein, waar juist in centrum veel vraag en weinig
aanbod in is. Ziet het college deze potenties ook? In welke mate kan het terrein
voorzien in de Amsterdamse behoefte aan betaalbare woningen in een
hoogstedelijk woonmilieu? Aan welke kwantiteiten denkt het college?
Antwoord:
Het college van burgemeester en wethouders vindt het van groot belang dat de
ontwikkeling van het Marineterrein leidt tot een meerwaarde voor de stad als
geheel. Daarin past het realiseren van woningen, zeker in die segmenten waar
een sterke ruimtebehoefte bestaat. Bij de ontwikkeling van het Marineterrein zal
daarbij sprake zijn van een hoog ambitieniveau.
5. Het spreekt de fractie van D66 aan om in 2016 een aantal beelden te hebben van
de mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen van en op het terrein. Die zouden dan
namelijk zowel kunnen worden getoond aan (huidige en toekomstige) bewoners
van de stad als aan bezoekers van de Europese topoverleggen die medio 2016
ter plekke plaats zullen vinden. Deelt het college deze ambitie van D66? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord:
Zoals hierboven aangegeven is er geen stedenbouwkundig plan dat visueel kan
worden getoond. Wel zijn er in de verkenningsfase (2011-2013) verschillende
varianten (massastudies) op haalbaarheid onderzocht. Daarnaast hebben allerlei
externe partijen (waaronder stedenbouwkundigen en onderwijsinstellingen)
concepten en ontwerpen opgesteld voor de ontwikkeling van het Marineterrein.
Deze zijn onder andere bij ARCAM getoond. Indien gewenst kunnen deze
beelden, ter inspiratie, beschikbaar worden gesteld.
6. Op de website van het Rijksvastgoedbedrijf staat dat er wordt verkend “op welke
wijze Defensie in de toekomst mogelijk nog aanwezig blijft in de noordoostelijke
hoek van het terrein”. In antwoord op de eerdere vragen van het raadslid Verheul
(D66) schreef het college over de veiligheidstaken dat “zal worden gekeken of
het binnen de huidige plannen mogelijk is deze in te passen”. Welke invloed zou
dit volgens het college kunnen hebben op de inrichting en ontwikkeling van het
terrein als geheel?
Antwoord:
Het college van burgemeester en wethouders heeft geïnventariseerd welke
cruciale activiteiten in het kader van de Openbare Orde en Veiligheid op het
terrein plaatsvinden. Op basis hiervan komt het college vooralsnog tot de
conclusie dat cruciale functies elders kunnen worden ondergebracht en dit
derhalve geen gevolgen heeft voor de ontwikkeling.
7. Hoe ziet het proces eruit ten aanzien van de gebiedsontwikkeling van het
marineterrein? Welke planning heeft het college voor ogen tot 2018 en daarna?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 1.
8. Ziet het college ruimte voor tijdelijke functies op het marineterrein, à la Startup
Delta en bijvoorbeeld de verschillende topoverleggen in het kader van het
Nederlandse EU-voorzitterschap in 2016, in de periode tot 2018? Hoe zorgt
het college ervoor dat deze tijdelijke functies de gebiedsontwikkeling en
de bijbehorende (woning)bouwproductie vanaf 2018 niet belemmeren?
Antwoord:
Het college van burgemeester en wethouders vindt het bieden van ruimte voor
tijdelijke functies randvoorwaardelijk voor de gewenste geleidelijke organische
ontwikkeling van het Marineterrein. Blijvende flexibiliteit is daarbij noodzakelijk.
Binnen het project worden daarom, in deze fase, onomkeerbare verplichtingen ten
opzichte van derden zo veel als mogelijk vermeden (zoals het aangaan van
langjarige huurcontracten of de verkoop van vastgoed).
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester